In de periode 1951-1964 zijn er geen kampioenen van Nederland. Terwijl de ijshockeysport vanuit een landelijk perspectief terug gaat naar af, begint in Den Haag juist een absolute bloeiperiode. Wedstrijden om de West-Europacup worden gespeeld voor volgepakte tribunes. Opeenvolgende jaargangen Haagse teams, met als basis een aantal ijzersterke 'imports' - Pat Adair, Carl Foster en Ron Naud zijn namen die alle bronnen vermelden - komen tot opmerkelijke prestaties. Zo speelt HIJS Hokij in het seizoen 1962-1963 in totaal 33 wedstrijden - in Den Haag en on tour in Europa - en wint ze allemaal. Begin jaren '60 krijgen Amsterdam (1961), Deventer (1962) en Tilburg (1964) een nieuwe openlucht ijsbaan. Met de Hokij staat aan het begin van het seizoen 1964-1965 de teller van het aantal ijsbanen op vier. Vijf clubs doen mee aan de eerste Nederlandse competitie in veertien jaar. Naast HIJS Hokij, het Amsterdamse Amstel Tijgers, IJHC Deventer en Tilburg Trappers ook IJHC Rotterdam. De Rotterdammers beschikken niet over een eigen kunstijsbaan en spelen hun thuisduels in Amsterdam. HIJS Hokij is en blijft verreweg het sterkste team. Met een doelsaldo van 125 treffers voor en zes tegen, winnen de Hagenaars alle acht wedstrijden in de dubbele competitie. Naast de eerder genoemde Pat Adair en Carl Foster maken Haagse vedetten als Arie Klein, Wil Ooms, Rudi Bakker, Cyriel van Dijk, Joop Manuel en Wil van Dommelen deel uit van dat kampioensteam. Ook in de vier seizoenen daarna blijft HIJS Hokij superieur. Met vijf opeenvolgende kampioenschappen vestigt de club uit de residentie de eerste Nederlandse ijshockeydynastie.