Aan de eerste competities na de tweede wereldoorlog deden drie teams mee (Amsterdam, Den Haag en Tilburg). De teams ontmoetten elkaar één keer thuis en één keer uit. Een team speelde per seizoen dus maar vier competitiewedstrijden. Kampioen van Nederland was het team dat aan het einde van die kleine competitie de meeste punten had verzameld. Het fenomeen play-offs was nog onbekend. Ook na de wedergeboorte van de Nederlandse ijshockeycompetitie in de jaren '60, blijft het aantal wedstrijden om het kampioenschap aanvankelijk beperkt. Vier thuis- en vier uitwedstrijden was in die jaren het maximum: een enkele competitie met vijf teams - Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Tilburg, Deventer (tot 1966-1967) en Den Bosch (vanaf 1966-1976) - en een keer een dubbele competitie met drie teams - in 1968-1969 met Den Bosch, Den Haag en Tilburg. Het seizoen 1969-1970 spelen de vier teams - Den Bosch, Den Haag, Tilburg en Geleen - slechts zes competitiewedstrijden. Eind jaren '60, begin jaren '70 spelen Nederlandse clubs ook om de Cup International en de Coupe Brabant. In de loop van jaren '70 neemt het belang van de Cup International af, tot het moment na het seizoen 1975-1976 dat deze definitief ten ruste wordt gelegd. De Coupe Brabant was vier jaar eerder al opgedoekt. Sponsoring en de toenemende (semi-)professionalisering die daarmee hand in hand gaat, zorgen ervoor dat de roep om meer wedstrijden steeds sterker wordt. Het seizoen 1971-1972 spelen de zeven Nederlandse clubs - Den Haag, Den Bosch, Geleen, Heerenveen, Nijmegen, Tilburg en Utrecht (het seizoen daarop vervangen door een tweede Haagse ploeg: Raak) - en de drie Belgische clubs - Antwerpen, Brussel en Luik - een enkele competitie. Per team betekent dat 18 wedstrijden. Het seizoen daarop is er met negen teams een (enkele) bekercompetitie en daarna met alleen de zeven Nederlandse clubs, een enkele competitie om het kampioenschap van Nederland. Een Nederlandse club komt zo tot een totaal van 28 wedstrijden. Vier seizoenen later - in het seizoen 1976-1977 - is dat al 38 wedstrijden geworden, 14 in een enkele bekercompetitie (8 teams) en 24 in een dubbele competitie om het kampioenschap (7 teams). Inmiddels zijn Raak, Den Bosch en Geleen van het hoogste niveau verdwenen (de eerstgenoemde voorgoed en de andere twee tijdelijk), is Utrecht terug en is Groningen alweer bezig aan zijn derde seizoen op het hoogste niveau. Nog steeds is de kampioen of bekerwinnaar het team met de meeste punten na een (enkele of dubbele) competitie. Vanaf het seizoen daarop is dat echter anders. Seizoen 1977-1978 wordt afgesloten met een eindronde waarvoor alleen de bovenste vier van de competitie zich plaatsen. In die eindronde spelen de vier teams een keer thuis en een keer uit tegen elkaar. De winnaar van die minicompetitie mag zich vervolgens kampioen van Nederland noemen. Dit systeem wordt een aantal jaren gehandhaafd. Pas in het seizoen 1980-1981 wordt voor de eerste keer een kampioenschap beslist in twee halve finales en een finale volgens het principe van de meest gewonnen wedstrijden. De Bisschop Amsterdam - in de reguliere competitie eerste met een voorsprong van negen punten op de nummer vier Feenstra Flyers Heerenveen - zal aan deze noviteit niet al te beste herinneringen hebben overgehouden. In de (best-of-five) halve finale wordt in vier wedstrijden van de Friezen verloren. De tijd was blijkbaar nog niet helemaal rijp voor een serie om de meest gewonnen wedstrijden. De vijf volgende seizoenen is de laatste fase van het kampioenschap weer gewoon een kleine competitie. Eén keer zijn er drie best-of-three halve finales om te bepalen welke drie teams zich plaatsen voor die eindcompetitie (1983-1984). En ook bij de beker wordt geëxperimenteerd met een best-of-five- en een best-of-three-serie tussen de nummers één en twee (in 1982-1983 en 1983-1984). Vanaf het seizoen 1986-1987 wordt elk kampioenschap van Nederland bepaald in play-offs die bestaan uit twee halve finales en een finale volgens het principe van de meest gewonnen wedstrijden. Op de twee genoemde experimenten na, blijft de beker echter nog een aantal jaren de prijs voor het team dat als eerste in de bekercompetitie eindigt. Met ingang van het seizoen 1990-1991 gaat het bekertoernooi op de schop. Er wordt gespeeld volgens een knock-out-principe (twee speelrondes van best-of-two-series) en de afsluiting is een Cup Final in Eindhoven. Gunco Panda's Rotterdam verslaat in die eerste echte bekerfinale Peter Langhout Reizen Utrecht met 8-3. Het knock-out-systeem houdt maar twee seizoenen stand, maar de bekerfinale in Eindhoven is sindsdien uitgegroeid tot een ware Nederlandse ijshockeytraditie.