In de oorlog werd er in Amsterdam een tweede club opgericht, de 'IJsvogels' door leden van de AYHC, die er geen genoegen mee namen, dat enkele prominenten in hun oude vereniging nationaal-socialistische sympathieën koesterden. Er is in de Amsterdamse Apollohal, die toen als gezellige kunstijsbaan fungeerde, eens een niet zachtzinnige wedstrijd AYHC-IJsvogels gespeeld, waarin laatstgenoemden zegevierden, waarop een AYHC-bestuurslid vol wrevel zei: 'De democraten hebben gewonnen.' De Nederlandse clubs, met uitzondering uiteraard van AYHC, weigerden contact te hebben met Duitse verenigingen en daardoor kwam al snel een einde aan ons ijshockey, al is er op natuurijs wel gespeeld. Ik herinner me wedstrijden op de natuurijsbaan in Den Haag, op Klein Zwitserland, in Halfweg, Bussum en demonstratieduels in Kampen. In Halfweg moesten we ons omkleden in de machinekamer van de suikerfabriek. De baan was uitgezet in het haventje van die fabriek. Een van de spelers reed tegen een ducdalf op, waaraan normaal de boten gemeerd werden en die ze natuurlijk voor het ijshockey niet hadden kunnen weghalen. Er was uiteraard nauwelijks aan Canadese uitrustingen te komen. De keeper van 'De Snelle Zes' uit Halfweg had daarom zijn beenbeschermers maar van hout gemaakt... In Bussum speelde Henk van Zalinge mee, die later in de autosport furore zou maken en in Kampen ben ik eens als keeper met doel en al door bet ijs gezakt. Enfin, de boerenkool met worst vergoedde in die oorlogsjaren alles.
Na de oorlog waren de Canadese militairen hier en die gingen natuurlijk hun nationale sport beoefenen. Weet u, dat er Canadese soldaten zijn geweest, die tijdens de oversteek over Het Kanaal van Engeland naar de Franse kust en op hun veldtocht door Frankrijk, België en Nederland ijshockeyschaatsen bij zich hadden, want misschien zouden ze wel ergens terechtkomen, waar ijs was?! In Nederland zorgden de heren er onmiddellijk voor, dat de banen in Tilburg, Amsterdam en Den Haag open gingen en ze begonnen op die banen een competitie te spelen, waarop de Nederlanders de ogen uitkeken. Bij sommige van die wedstrijden fungeerde de tegenwoordige president van de beroemde National Hockey League, Clarence Campbell, als scheidsrechter en een prominente keeper was de doelverdediger van de Toronto Maple Leafs, de vermaardste goalie van zijn land, Turk Broda, die zich enkele jaren later uit de hoogste profklasse zou eten. Hij werd te dik en te langzaam. Het bekende dagblad Toronto Star gaf dagelijks in grote opmaak wat Broda gegeten had, welk dieet hij volgde en zijn gewicht op het gram nauwkeurig... Maar de Canadezen vertrokken weer en wat overbleef waren de Nederlandse wedstrijden. Ook die trokken echter duizenden toeschouwers. Den Haag, met de nog door Broda gecoachte Jan van der Heiden in het doel en verder Piet van Heeswijk, Egon Rolf v. d. Baumen, Cor Schwencke, Johan van Rhede bouwde met steun van Canadezen als Andreola, Carey, de sublieme Ed Zukiwsky en de Hongaar Bobby Tele een technisch goed team op. Andreola had eerst nog in Amsterdam bij de IJsvogels de later zeer snelle en talentvolle voorhoede Jacques Feenstra, Rijk Loek en Dolf Overakker gecoached. In Amsterdam maakte ook de Canadees Ray Dinardo furore. Dummy Smit, die later als coach in Zwitserland en Duitsland zou werken en Meg de Jong, die een goede voetbaltrainer werd, waren in opkomst. In Tilburg trok de acrobatische keeper Toontje van Rijswijk de aandacht, maar ook Fons de Laat, Fons Rutten, Jos Marijnissen en Nico Kremers waren populair. De Tilburgers hadden een opvallende Canadese vlieger in hun team. Dat was Roger Goudreau. Pas later werd bekend, dat hij in Canada levenslang geschorst was wegens mishandeling van een scheidsrechter. In Tilburg bleef Goudreau rustig. Hij nam alleen twee supporters te pakken, die zijn vrouw lastig vielen. Maar die supporters werden wel met zo'n kracht tegen een deur gekwakt, dat die uit zijn hengsels vloog...